Toen mijn opa dood ging, was ik tien
en hij was honderd
Want honderd was het oude tachtig
Hij rookte twee sigaretten per dag,
nooit minder, nooit meer
Roxy, bestaat dat nog?
(Van die zachte pakjes met folie)
Hij rookte binnen, bestaat dat nog?
Hij had een asbak op een paal met een
knopje dat ik
In mocht drukken en dan ging het
plaatje draaien en
Dan verdween de peuk in het niets
Dat vond ik allemaal zo mooi dat ik
niet kon wachten tot de dag
Dat mijn vader zou zeggen: Rook jij al?
Maar toen het zover was, was roken
niet meer gezond
Slecht voor je longen en slecht voor
alles in je mond
Toch ben ik gaan roken, elke dag een
paar
Voor mijn opa, zeg ik dan maar
Mijn opa dronk heel veel koffie en at
heel veel brood
Grote witte hele sneeën
Nu drink ik koffie en eet ik brood
Halve bruine sneeën, elke dag een
paar
Voor mijn opa, zeg ik dan maar
Maar iets wat hij deed, doe ik
nooit
Al word ik honderd jaar, het nieuwe
tachtig
Hij stipte zijn brood in de koffie
Geen koekje maar brood, allemachtig
Hij stipte zijn brood in de koffie …
(Niet in de soep, maar in de koffie)
Ik wil het wel honderd keer zeggen,
maar ik doe het nooit
Zelfs niet voor mijn opa, zeg ik dan
maar
Nou ik harder aan hem terugdenk
Is er wel meer van hem dat ik nooit
zal gaan doen
Meer van hem dat ik nooit zal zijn
Ik snuit mijn neus niet in een
stoffen zakdoek
Die ik daarna weer terug prop in mijn
doordeweekbroek
En ik schraap ook nooit het kopvlees
van de schedel van een lief konijn
Daarvoor blijf ik nog minstens tien
jaar veel te klein
Geen opmerkingen:
Een reactie posten