Ik kwam via een bekende sociale app (ik hou mijn gezicht in de plooi en
mijn boek gesloten) een oud vriendinnetje tegen. Helaas om te lezen dat ze
overleden was. Ik ging met haar om in de tijd dat fun nog Engels voor gewoon
plezier was. Of het nou met een vriendje of een vriendinnetje was.
We waren heel veel middagen op het Schietveld of de Schans. We kwamen
soms in drie gemeenten op een dag: Groenlo, Eibergen en Lichtenvoorde. We
hadden altijd van die superzoete spekkies en schuimblokken bij ons. Dat ik al
mijn eigen tanden nog heb, mag een wonder heten. Een paar vullingen, maar
minder dan ik tot nu toe in sommige kranten heb gehad.
Soms bleven we zo lang op die plekken dat we bang werden. Dat er iets
door het bos zou dwalen. Misschien wel de geest van mijn oom die verdwenen was.
En nog steeds verdwenen is trouwens. Hij is nu 75 of zo, dus leeftijdstechnisch
kan hij zelfs nu nog best leven. Ik vond dat wel interessant toen: ik heb een
oom die verdwenen is. Niemand heeft hem ooit weer gezien.
Maar terug naar ons.
Als het dan zo donker was dat we echt niet langer durfden te blijven -
ook omdat het geduld van onze ouders enigszins maar niet oneindig rekbaar was -
fietsten we naar huis. En dan telden we de bomen langs de weg (die stonden er
al en waren nauwelijks minder groot dan nu, of ze leken groter dan ze waren).
We telden elke vijfde boom hardop, want we hadden bedacht dat als we dat niet
zouden doen, dat iets uit het bos ons dan achterna zou komen.
Maar dat gebeurde nooit. Tot vorige week, toen het monster jou na al die
jaren toch te pakken kreeg, in een zomer nog heter dan die van toen (voor de
klimaatveranderingen).
Waarom heb je geen contact gezocht? Je had me zo op kunnen sporen. Dat
was nog eens een goeie eigen keuze geweest. Die had ik meer kunnen respecteren.
Ik fiets gauw een keer naar de Schans of naar het Schietveld (dat zijn
geloof ik niet de officiƫle namen). En dan blijf ik tot het helemaal donker is.
Wie weet.
Ik zie je.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten